Zijn er bij ons nu meer meeuwen dan vroeger?
Om die vraag te beantwoorden moet een onderscheid worden gemaakt tussen het aantal bij ons overwinterende meeuwen en het aantal bij ons broedende meeuwen.
Broedende meeuwen zijn een redelijk nieuw verschijnsel in het Vlaamse landschap, terwijl vroeger in de winter altijd wel overwinterende meeuwen langs onze kust gezien werden.
Broedende meeuwen hebben Vlaanderen feitelijk pas vanaf de jaren 1960 gekoloniseerd. Het begon allemaal met wat solitaire broedgevallen van de zilvermeeuw in het Zwin te Knokke-Heist.
De Zwinpopulatie breidde zich uit tot een vijftigtal koppels midden de jaren 1990. In 1985 werd ook het eerste broedgeval van de kleine mantelmeeuw vastgesteld, opnieuw in het Zwin.
In 1993 broedden er nog altijd minder dan 100 koppels grote meeuwen in Vlaanderen, maar vanaf 1994 stellen we een ware explosie in de broedende aantallen vast.
Vanaf dan werden nieuw opgespoten terreinen in de Zeebrugse haven gekoloniseerd.
De ‘Zeebrugse’ broedvogels waren grotendeels afkomstig van het zuiden van Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
In eerste instantie speelde immigratie vanuit buitenlandse kolonies een belangrijke rol bij de toename van de Vlaamse broedpopulatie, maar al snel was het vooral de aanwas met jonge vogels uit “eigen” Belgische teelt die de exponentiele groei veroorzaakte.
Langzaam maar zeker werden ook andere gebieden gekoloniseerd, maar meestal bleven de aantallen daar beperkt.
Alleen in de achterhaven van Zeebrugge en in Oostende wisten zich grotere populaties te vestigen, maar ook die populaties vallen in het niet ten opzichte van de Zeebrugse populatie in de voorhaven.
Vanaf 2003 stabiliseerde de Vlaamse populatie en fluctueerde het aantal broedparen rond de 6500 broedparen. Het broedgebied in Zeebrugge was nagenoeg vol, enkele kerngebieden in de haven raakten ongeschikt als gevolg van grote structurele werken en successie van de vegetatie, en de komst van de vos zorgde voor heel wat verstoring en predatie. Vanaf 2013 en vooral in 2014 nam de Zeebrugse populatie, en daarmee de hele Vlaamse populatie, sterk af. In 2014 broedden er minder dan 3000 koppels grote meeuwen in Vlaanderen.
Nadat de Zeebrugse populatie zich had gestabiliseerd, werden ook andere kustgemeenten gekoloniseerd. Er werden broedgevallen vastgesteld in Oostende, Knokke-Heist en Blankenberge. En zelfs meer in het binnenland in Brugge, Zedelgem, Gent en Antwerpen wordt er tegenwoordig gebroed, maar voorlopig blijft het aantal broedparen daar uiterst beperkt. Alleen in Oostende weet zich voorlopig een grotere populatie van meer dan 600 koppels te handhaven.
Over het aantal overwinterende meeuwen langs onze kust zijn heel wat minder historische gegevens beschikbaar. De eerste tellingen zijn verricht in 1989 en daarna zijn er nog enkele totaaltellingen gedaan, een enkele keer ook in de zomermaanden. In de winter werden altijd meer dan 10.000 individuen geteld en soms liep dat zelfs op tot meer dan 30.000. In de winter domineert de zilvermeeuw doorgaans het soortenspectrum, gevolgd door de kokmeeuw.
De kleine mantelmeeuw is in de winter nauwelijks nog aanwezig in ons land; zij overwinteren in Portugal, Spanje en het noorden van Afrika.
Onze broedgebieden en vooral dan de haven van Zeebrugge zijn op Europese schaal erg belangrijk.De Vlaamse broedpopulatie van de zilvermeeuw overschreed sinds 2008 de zogenaamde 1%-norm. Van deze soort broedde maximaal 1,5% van de totale biogeografische populatie in Vlaanderen. Echter in 2014 is het aantal broedparen zodanig achteruitgegaan dat die norm niet langer werd gehaald (0,6% van de biogeografische populatie).
De kleine mantelmeeuw overschrijdt al sinds 2001 de 1%-norm . Van deze soort broedde tot 2,8 % van de biogeografische populatie in Vlaanderen. Voor deze soort zijn er gewestelijke instandhoudingsdoelen opgesteld, die ervoor moeten zorgen dat er in Vlaanderen voldoende broedhabitat aanwezig is voor 1920 broedkoppels (BVR 23 juli 2010). In 2014 werd dit aantal echter niet meer gehaald. De kleine mantelmeeuw staat bovendien vermeld op de Rode Lijst van Broedvogels in Vlaanderen als een kwetsbare broedvogel. Op die lijst prijkt trouwens nog een andere meeuw, namelijk de stormmeeuw die bij ons een zeer zeldzame broedvogel is. Dat wil echter niet zeggen dat de zilvermeeuw geen beschermingsstatus geniet.
Broeden op daken
In 1993 werd in Oostende voor het eerst een zilvermeeuw vastgesteld die op een dak van een gebouw broedde en sinds 1999 werd daar voor het eerst een kleine mantelmeeuw vastgesteld. Daarna nam het aantal meeuwen dat op het dak broedde sterk toe. Sinds 2005 komen ook broedgevallen voor boven op daken in de Zeebrugse voorhaven. In 2007 worden de eerste broedgevallen gesignaleerd in Knokke-Heist en vanaf dan broeden ze ook in allerlei andere kustgemeenten en zelfs in het binnenland. In 2014 broedde er 1482 koppels op daken van gebouwen. Tegelijkertijd neemt het aantal meeuwen dat op de grond broedt af, waardoor er in 2014 meer dan 50% van alle meeuwen op daken van gebouwen broedde.
Onderzoekers stellen een trage, maar gestage toename vast van het aantal dakbroeders. Als nestplaats vormen de daken natuurlijk een vrij goed alternatief: de meeuwen kunnen er ongestoord nestelen en zijn er onbereikbaar voor landroofdieren als ratten of vossen. Of de ruimte bovenop de daken voldoende is voor een herlokalisatie van alle in Oostende en Zeebrugge verdrongen meeuwen, zal de toekomst uitwijzen.
Wie doet de tellingen?
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek doet al jaren onderzoek naar de meeuwenpopulaties langs onze kust. Het onderzoek spitst zich toe op de grote meeuwen, met name de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw. Het onderzoek bestaat enerzijds uit tellingen van de meeuwen in de haven van Zeebrugge en schattingen van de populaties elders en anderzijds uit onderzoek naar de verplaatsingen van meeuwen. Verplaatsingen van grote meeuwen werden lange tijd opgevolgd met behulp van kleurringen, maar de laatste jaren worden enkele tientallen meeuwen nauwlettend gevolgd met behulp van GPS-zenders (http://www.lifewatch.be/birds en http://lifewatch.inbo.be/blog/)